Van de was van onze bijen persen we in de winter plaatjes, als “start-raat” voor de bijen. Dan hoeven ze minder te bouwen en kunnen ze sneller aan de slag.
Als de volken in het najaar kleiner worden blijft een deel van de bijenramen leeg. De raten die de bijen hierin gebouwd hebben, van was die ze zelf produceren, smelten we in de winter om. Na het smelten koken we de was om alle eventuele ziekte kiemen te doden, en daarna filteren we de was. Van deze zuivere was persen we vervolgens nieuwe ‘start-raat’. Plaatjes was, die precies in een raam passen.
Deze was-kringloop is een cruciaal onderdeel van onze manier van biologisch bijen houden. Er is ook bijenwas te koop, zelfs geperst in plaatjes (zogenaamde ‘kunstraat’), maar het is niet te achterhalen waar die was vandaan komt, of er wellicht ziekte kiemen of pesticide residuen in zitten, en of de raat úberhaupt wel van bijenwas gemaakt is. Dat kunnen we niet aan onze bijen geven.
Helemaal zelf laten bouwen door de bijen zou ook een optie zijn, maar dat heeft twee nadelen. In de eerste plaats kost het veel energie om de was te produceren (bijen hebben een wasklier waar ze kleine hoeveelheden was uit persen). Die energie kunnen ze beter besteden aan het verzorgen van hun larven, of aan het halen van honing. In de tweede plaats zijn de raten zo dun en zwak dat ze bijen het slingeren van de honing uit de ramen geslingerd worden. Die ramen zijn dan niet meer bruikbaar. Wij geven de leeg geslingerde ramen terug aan de bijen, zodat ze daarmee verder kunnen. Ze gebruiken die ramen om eitjes in te leggen.
Nieuwe ramen, met de door ons geperste plaatjes geven we als lege honingramen aan de bijen. Ze bouwen de raatjes verder uit, en vullen die met honing.